FYI.

This story is over 5 years old.

Stuff

Mijn vader is een moordenaar

Mijn vader studeerde filosofie, maakte glas-in-lood-lampen, en was dol op poëzie en de natuur. En toen ik op de middelbare school zat, vermoordde hij mijn stiefmoeder en haar minnaar.
De auteur met haar vader rond 1990. Foto met dank aan Pamela Brunskill

Mijn vader was een man die glas-in-loodlampen maakte. Hij studeerde filosofie, en was dol op poëzie en de natuur. Toen ik in groep zeven of acht zat, gingen we vaak kanoën.

En toen ik op de middelbare school zat, vermoordde hij mijn stiefmoeder en haar minnaar.

De boodschap die ik meekreeg toen ik opgroeide in Buffalo in New York, was dat criminelen gevaarlijke mensen zijn, mensen die de maatschappij ten gronde zullen richten en Amerika onveilig maken voor de rest van ons. Ze waren mensen waar je niks mee te maken wilde hebben. Een aangezien ik geweld en misdaad alleen kende van tv, maar nooit van dichtbij had meegemaakt, was het makkelijk om mijn oordeel klaar te hebben.

Advertentie

Ik vertelde het nieuws over mijn vader alleen aan mijn beste vrienden. Maar zelfs toen was ik bang hoe ze zouden reageren. Toen ik het voor het eerst aan Jeff, die nu mijn echtgenoot is, vertelde, was het de nacht na de schietpartij. We waren op het homecoming-bal, en wiegden heen en weer op de schrijnende noten van November Rain. Mijn hart bonkte als een gek. "Eh," stotterde ik, mijn stem hees, hoog en bibberig – totaal anders dan het vrolijke meisje dat hij kende. "Mijn vader heeft mijn stiefmoeder gisteravond vermoord." Jeff deed een stap achteruit om me aan te kijken, maar ik trok hem snel weer tegen me aan. "Dat is nog niet alles. Hij heeft ook haar minnaar vermoord," zei ik.

Hij knikte een beetje, legde zijn hoofd op mijn schouder, en ging door met schuifelen alsof er niks aan de hand was.

Toen ik ging studeren, ging ik naar Wittenburg University in Ohio, waar ik een ongelofelijk aardige jongen ontmoette. We begonnen al snel te daten. Toen we op een dag over het grasveld liepen, vroeg ik aan Luke: "Wat vind jij van mensen die andere mensen vermoorden?"

Hij dacht dat ik een grapje maakte en lachte. "Probeer je me soms iets te vertellen?"

Ik voelde hoe mijn nekspieren zich aanspanden, zoals ze altijd deden als ik aan mijn vader dacht. "Mijn vader heeft mijn stiefmoeder en haar minnaar vermoord toen ik nog op de middelbare school zat."

Stilte. Want natuurlijk: niemand weer ooit hoe ze moeten reageren.

Advertentie

Ik zei niks over dat mijn vader faillissement had aangevraagd, of dat mijn stiefmoeder van hem wilde scheiden, of dat hij haar een keertje betrapt had met een politieagent in hun slaapkamer. Ik verwachtte dat Luke me zou dumpen, dat hij zou zeggen dat hij niets geassocieerd wilde worden met iemand die uit zo'n familie komt.

In plaats daarvan zei hij: "Dat heeft niks met jou te maken."

Er zijn momenten geweest dat ik wenste dat mijn vader degene was die op die nacht was gestorven. We konden ervoor al niet altijd even goed met elkaar opschieten, en erna werd het een continue strijd tussen zijn eisen en mijn twijfel of hij wel of niet mijn steun verdiende. Maar ik kon hem nooit helemaal opgeven; hij was nog steeds mijn vader. Wat ook de reden is dat ik enige empathie voelde voor een man wiens acties ik verachtelijk vond. En waarom ik, zes maanden nadat een van mijn dochters me vroeg wie mijn vader is, ze alle twee meenam om hem te ontmoeten.

Het was niet gepland. Jeff zou me afzetten bij de Clinton Correctional Facility in New York. Maar toen we de weg naar de gevangenis insloegen op die koude januaridag, verraste hij me door te vragen of ik de meiden mee wilde nemen. Nog verrassender was dat ik 'ja' zei.

Jeff en ik liepen met onze dochters door de stalen poorten van de maximaal beveiligde gevangenis. We beantwoordden de vragen van de bewaarders en liepen door de metaaldetector (ik wist inmiddels wel dat ik geen bh met beugels aan moest trekken). Op een bepaald punt vroeg een van mijn dochters, Mackenzie: "Waar zijn we?" Ik antwoordde: "In de gevangenis."

Advertentie

Uiteindelijk liepen we de bezoekersruimte in. Ik zag hem een fractie van een seconde eerder dan hij ons door het raam zag. Mijn vader zag er bijna hetzelfde uit als twee jaar eerder, de laatste keer dat ik hem opzocht. Kalend, een klein buikje, een verwassen paarse trui, een rode neus. Hij zwaaide gretig naar me. Door de deur kon ik zijn silhouet zien terwijl hij zich omdraaide naar de muur en werd gefouilleerd voor smokkelwaar.

Toen hij de ruimte in stapte, greep hij me stevig vast en begon hij te huilen. Ik huilde bijna ook, hoewel ik niet kon uitleggen waarom.

"Je hebt de meiden meegenomen!"

Hij gaf Jeff een hand, en zei: "Goed om je weer te zien." Daarna richtte hij zich tot de meisjes. "Jij bent zeker Josie." Jeff ging zitten met Josie op zijn schoot. Mijn vader had zich omgedraaid naar Mackenzie. "En jij bent Mackenzie. Weet je wie ik ben?" vroeg hij haar. Mackenzie begroef haar hoofd in mijn schouder. "Ik ben je opa. Jouw mama is mijn dochter, net zoals jij haar dochter bent."

Mackenzie bleef zich aan me vastklampen. Wat later gingen we samen naar de snackautomaten om iets te eten te halen. Op de weg terug stopte ze halverwege om door de tralies de lange gang in te kijken.

"Moet hij terug de kerker in?"

"Ja."

"Waarom?"

"Hij heeft de wet overtreden en daarom wordt hij nu gestraft."

"Is hij een slechte man?"

Ik dacht even na. "Nee, maar hij heeft wel slechte dingen gedaan."

Dit artikel verscheen eerder als onderdeel van Life Inside, een samenwerking tussen het Marshall Project en VICE, dat ervaringsverhalen brengt van degenen die werken en leven in het Amerikaanse strafrechtsysteem.