LammertjeZondag
Foto op veroordeeldenkaart Lammertje Zondag, door onbekende fotograaf, ongedateerd (Stadsarchief Amsterdam). Beeldbewerking door Dymphie Huijssen
Identiteit

Lammertje Zondag was de eerste vrouwelijke topcrimineel van de twintigste eeuw

Met haar boevenvrienden Mottige Toon en Magere Bertus maakte ze Amsterdam onveilig.

Rond het begin van de twintigste eeuw trok er een kleine misdaadgolf door het centrum van Amsterdam. Een bedremmelde horlogemaker aan de Haarlemmerdijk ontdekte dat al zijn gouden en zilveren horloges waren gejat, niet veel later was een juwelier aan de Gerard Doustraat een groot aantal ringen kwijt. Objecten die eventjes op straat werden geplaatst verdwenen snel en geruisloos: een ingepakte piano, een nieuwe kachel, de ene na de andere fiets. Er werd ingebroken in woonhuizen, uit een houten kiosk aan de Singel werden repen chocola en taartjes ontfutseld, uit een pakhuis werd een baal koffie ontvreemd – het hield niet op. Volgens krantenberichten uit die tijd was al deze misdaad terug te leiden naar één enkel persoon: een korte vrouw met donkerbruine ogen, Lammertje Zondag.

Advertentie

Het is goed om hier meteen op te merken dat vrouwelijke misdadigers vaak een wat ongemakkelijke plek innemen in onze collectieve verbeelding. Sneller nog dan hun mannelijke evenknieën worden ze het onderwerp van fascinatie en sensatiezucht, hun verhalen worden obsessief gevolgd in de media en later eindeloos herverteld in films, documentaires en liedjes.

Dat komt in de eerste plaats doordat misdadige vrouwen – en al helemaal moordende vrouwen – relatief zeldzaam zijn; al neemt hun aantal al een tijdlang gestaag toe, vrouwen blijven ondervertegenwoordigd in de criminele wereld. Daarnaast bestaat het idee dat (zwaar) crimineel gedrag bij vrouwen iets ‘onnatuurlijks’ zou zijn: vanuit het essentialistisch gedachtegoed wordt verondersteld dat vrouwen van nature liever zouden zorgen dan moorden. Zodra een vrouw misdadiger wordt, doet ze iets wat zo tegen de stereotiepe verwachtingen van vrouwelijkheid indruist, dat ze daarmee iets van haar menselijkheid verliest. Ze begaat niet alleen een slechte daad, ze wordt het kwaad. “Terreur is een mannendaad, maar slechtheid is iets vrouwelijks”, schrijft advocaat Helena Kennedy in The Guardian, die in het verleden de Britse seriemoordenaar Myra Hadley verdedigde.

Iets soortgelijks lijkt te zijn gebeurd met Lammertje Zondag. Haar criminele carrière begon, voor zover bekend, in 1898, toen ze in Amsterdam een logement met de onheilspellende naam ‘De Vriendenkring’ overnam. Dat logement, gelegen in een beklemmend nauw zijstraatje van de Nieuwezijds Voorburgwal, had toen al een slechte reputatie: het zou een plek zijn waar kruimeldieven, pooiers en andere louche figuren bijeen kwamen om veel te drinken en duistere verhalen uit te wisselen. Maar Lammertje, dertig jaar oud en voortvarend, zag vooral mogelijkheden in de criminele vaardigheden van haar gasten. Ze spoorde hen aan om inbraken te plegen en gebruikte vervolgens de kamers van haar pension om de gestolen goederen op te slaan en te verhandelen.

Advertentie

Lees hier meer over vrouwen die we niet moeten vergeten:

Nadat drie van haar logés een overval hadden gepleegd op een horlogemaker, viel de politie binnen bij De Vriendenkring. Ze vonden valse sleutels in een kast op Lammertjes slaapkamer, en nog meer inbraakgereedschap verstopt onder een dakpan op het dak. Er volgde een rechtszaak, maar door gebrek aan bewijs werd Lammertje niet veroordeeld. Wel noemde de rechter haar een “houdster van een dievenhol”, en met die woorden ontstond er een mediahype. Journalisten schreven gretig en vol verbazing over Lammertje, de vrouw die ondanks haar onschuldige naam en keurige uiterlijk een crimineel meesterbrein bleek te zijn.

“Lammertje is voor het oog een fatsoenlijke, stemmig geklede burgervrouw die het goed kan doen. Op haar mond gevallen is zij niet, en voor rechters is zij, voorlopig althans, niet bang”, schreef een journalist, bijna bewonderend, in De Nieuwe Tilburgsche Courant.

In de jaren daarna volgde er steeds meer invallen en rechtszaken. Er werd volop bericht over ‘Lammertjes vrienden’, een enorme bende van de meest uiteenlopende criminelen met namen als ‘Mottige Toon’ en ‘Magere Bertus’, die als voornaamste met elkaar gemeen hadden dat ze in het pension van Lammertje verbleven en geregeld de wet overtraden. Lammertje werd daarbij omschreven als een soort almachtige spin in een web van misdaad, die niet alleen schurken naar zich toetrok, maar ook haar onschuldige gasten opleidde tot volleerde boeven, en die zelf steeds op listige wijze aan gevangenisstraf wist te ontkomen. “Wij hebben haar dikwijls in de rechtbank gezien (…) doch nimmer in het zondaressenbankje in verband met diefstallen of inbraken en of heling van het gestolen goed, daarvoor is Lammetje te slim,” schreef een journalist in het Rotterdamsch Nieuwsblad in 1901, toen haar echtgenoot Gerard Beus op verdenking van heling voor de rechter moest verschijnen.

Advertentie

Deze Gerard, een lange, magere man met een “welverzorgd kneveltje [snorretje, red.] welks punten hij met een bewonderenswaardige kalmte netjes in de hoogte weet te draaien,” was Lammertjes tweede echtgenoot. Haar eerste man, Hermanus van Oenen, was in 1895 van haar gescheiden omdat ze was vreemdgegaan. Gerard verloor zijn baan bij de Nederlandse Spoorwegen vanwege de criminele activiteiten van zijn vrouw, en in 1901 werd hij veroordeeld tot twee jaar gevangenisstaf, vanwege de gestolen koffie die op de zolder van het logement verborgen lag.

Ongestraft bleef Lammertje echter niet. In 1900 kreeg ze een boete van veertig gulden, omdat ze een politieagent “een stortvloed van verwensingen had toegevoegd.” Omdat ze bij alles wat ze deed op de voet werd gevolgd door de pers, zag ze zichzelf genoodzaakt haar pension een aantal keer te verhuizen. Dat was met haar groeiende reputatie niet makkelijk: de pandeigenaar waarvan ze een ruimte huurde aan de De Wittenkade in Amsterdam-West, gooide haar er onmiddellijk uit zodra hij doorhad met wie hij te maken had.

Uiteindelijk belandde Lammertje in 1903 toch anderhalf jaar in de gevangenis omdat ze samen met een vriend, Pezaro, een gestolen kachel had gekocht. Haar pension en haar kinderen (waarvan er later een aantal, net als hun moeder, carrière zou maken in de Amsterdamse onderwereld) werden onder curatele gesteld. Uit die tijd komt ook de enige foto die van Lammertje bekend is: een mugshot. Ze kijkt bits de camera in, haar mond is een beetje verwrongen. “Bruine ogen”, staat erbij geschreven, “donkerblond haar”. De rest van het signalement is niet ingevuld.

Advertentie

Dat hoefde waarschijnlijk ook niet, want al leefde Lammertje een relatief braaf leven na haar vrijlating, ze was in de tussentijd uitgegroeid tot nationale bekendheid. De auteur Nelly Hoekstra-Kapteijn schreef in 1902 een toneelstuk over haar, en in 1906 kwam er zelfs een film uit, De beruchte rooversbende Lammetje Zondag van Amsterdam, die door het hele land op kermissen werd vertoond. Jarenlang was alleen het noemen van haar naam genoeg om het beeld van een grootstedelijke onderwereld op te roepen.

Het is moeilijk te zeggen wanneer Lammertje precies uit het collectieve geheugen van Nederland verdween. In 1930 wordt ze nog indirect aangehaald in het maandblad van de Organisatie voor de Zedelijke Verbetering van Gevangenen, omdat de schrijver van het stuk zich herinnert hoe een van haar bendeleden tijdens zijn gevangenisstraf deed alsof hij gek was: “hij sprak heel weinig, en als hij sprak, vroeg hij om zijn chalumeau [een soort klarinet, red.]”.

In 1950 haalde de Arnhemse Courant nog een berichtje over Lammertje uit het archief, en in 1963 schreef een bibliothecaris een gids met historische wandelingen door Amsterdam, waarvan er een ook langs “de beruchte kroeg van Lammertje Zondag” voerde.

Ook is het inmiddels lastig om te beoordelen of ze daadwerkelijk de duistere, corrumperende macht was waarvoor ze werd uitgemaakt. De enige misdaad waar ze daadwerkelijk voor veroordeeld werd, de heling van een kachel, was relatief klein. Was ze echt een crimineel meesterbrein die er een school voor misdadigers op nahield en kansarme jongeren overhaalde om het dievenpad op te gaan? Of was ze een doodgewone vrouw die soms iets te vriendelijk omging met echte misdadigers? Het is goed mogelijk dat ze simpelweg tot de verbeelding van journalisten sprak, die het idee van een vrouwelijke misdadiger onweerstaanbaar romantisch vonden. Ze was een fascinerende uitzondering die de regel bevestigde dat we misdaad een stuk gewoner vinden als het door mannen wordt begaan – en daar is nu, meer dan een eeuw later, weinig aan veranderd.