Hacker achter computer
Farhan Pendara / Flickr

FYI.

This story is over 5 years old.

misdaad

De psychologische tol van werken als kinderporno- en zedenrechercheur

“De zaken die me het meest raken zijn zaken die het dichtst bij me staan, zoals de zaak van een dertienjarig dorpsmeisje dat werd verkracht en vermoord.”

Thérèse Evers werkt al dertig jaar bij de politie, waarvan twintig als (jeugd)zedenrechercheur. Ook zelf is ze ooit slachtoffer geweest van seksueel misbruik. Ze schreef er de semi-autobiografische roman De som der delen: ontmaskeringen door een zedenrechercheur over. Binnenkort stopt ze als rechercheur en gaat ze therapeutisch werk doen met haar hond. Hieronder vertelt ze in haar eigen woorden over de emotionele gevolgen van het zware beroep als zedenrechercheur.

Advertentie

Bij de zedenpolitie bestaan er geen doorsnee dagen. Het werk is anders dan op tv, waar een groot team samenwerkt om een dader op te sporen, met behulp van ingewikkelde technologie en forensische foefjes. Het is eerder omgekeerd: in het echt lopen er tien zaken tegelijk en er is maar één rechercheur. De werkdruk is hoog.

Bij een aangifte van een zedenmisdrijf doe ik eerst een intakegesprek, waarin ik de aangever op zijn of haar gemak stel en uitleg wat we gaan doen. Als ik een verhaal hoor, sla ik het wetboek van strafrecht open in mijn hoofd, bij het hoofdstuk over zedenartikelen. Bij kinderen hebben we een andere procedure dan bij volwassenen, want die zijn gevoeliger en meer beïnvloedbaar. We laten het kind eerst zelf vertellen wat er is gebeurd en als er niks naar voren komt gebruiken we een tekening van een bloot kindje en kunnen ze zelf aanwijzen waar ze zijn aangeraakt of pijn hadden.

Niet altijd komt het tot een zaak. Als er bijvoorbeeld een verjaring is – we behandelen geen zaken van meer dan tien jaar oud – is dat spijtig, maar ik ben dan toch blij dat ik een luisterend oor kan bieden. Dat kan heel fijn zijn voor de aangever.

Als iemand wordt verdacht van het bezit van kinderporno op zijn computer, bijvoorbeeld naar aanleiding van een tip of een onderzoek, wordt de computer ingenomen en met software gecheckt op kinderporno. Als we iets vinden moet het materiaal worden bekeken. Vroeger keek één agent naar al het materiaal, meer mankracht was er niet. Nu kijken we met twee.

Advertentie

Als je het goed doet kijk je technisch, en zet je het geluid uit. Als je ooit het geluid hebt gehoord, snap je waarom. De combinatie van beeld, geluid, en kinderogen gaat door merg en been. Dat trek je niet. Je moet op een andere manier leren kijken: wat zie je nog meer op de afbeelding, zie je objecten waaraan je de woning van een dader kan herkennen? Het is luguber, maar je went eraan. Je merkt dat het minder met je doet naarmate je vaker afbeeldingen van kinderporno hebt gezien.

De zaken die me het meest raken zijn zaken die persoonlijk het dichtst bij me staan, zoals de zaak Sybine Jansons, een dertienjarig dorpsmeisje dat is verkracht en vermoord. In de vijf weken dat haar ouders niet wisten waar hun kind was, kwam ik elke dag bij ze over de vloer. Ik zag hun wanhoop toenemen. Iedereen bij de recherche weet: hoe langer een zoektocht duurt, hoe kleiner de kans op een goede afloop. Die wanhoop raakte me enorm. Tegen de tijd dat we Sybine vonden was ze bijna onherkenbaar doordat ze zo lang in het water had gelegen. Ik moest tegen de ouders vertellen: we hebben haar gevonden, overleden en verminkt. Iedereen begrijpt dat zoiets hard binnenkomt, maar als je zelf kinderen hebt scheurt het een stuk uit je hart.

Wat me ook raakt zijn zaken waarbij je de machteloosheid en kwetsbaarheid van slachtoffers ziet. Bijvoorbeeld een vrouw van een jaar of 22, die lang en stelselmatig door haar vader was misbruikt. Ze was totaal afhankelijk van die vader, en toen ze op zichzelf woonde kwam hij nog steeds langs om haar te misbruiken. Er volgden clichématige reacties: je bent 22, je laat zelf je vader binnen, misschien wil je dit zelf. Maar het gaat bij het stockholmsyndroom niet om wat mensen zelf willen. Ze voelen liefde en sympathie voor degene die ze schaadt. Ik sta vaak stil bij hoe ellendig dit allemaal is, maar ik lig er niet wakker van, want dan kun je dit werk niet doen.

Advertentie

Het is als zedenrechercheur belangrijk om je werk met collega's te bespreken. Gelukkig kan dat steeds beter. Vroeger heerste er bij de politie echt een machocultuur. Je moest niet zeiken over wat je gezien had. Bij de eerste zelfmoord die ik heb gezien, liepen we een donker huis in en zag ik iemand hangen in het trapgat. Ik schrok ik me te pletter. Toen ik misselijk op het politiebureau terugkwam kreeg ik van collega's een broodje hamburger toegestopt! Gewoon 'voor de gein'. Gelukkig is het politiekorps zich door de jaren heen bewuster geworden van wat voor impact zulke gebeurtenissen hebben, en is de praatcultuur toegenomen. En er wordt ook veel gelachen.

De hulp van een collega van me, Anna, was belangrijk voor me in het leren omgaan met het recherchewerk. We praatten niet eens zoveel, maar ik voelde me wel gezien en gehoord. Het waren kleine gebaren, blikken, af en toe vragen hoe het ging, een hand op de schouder. Wat ook belangrijk voor me is geweest, is dat ik een partner had bij wie ik mijn verhaal kwijt kon. Mijn partner zat in de hulpverlening voor slachtoffers van seksueel geweld. Zij kende al heftige verhalen, dus was er niet door aangedaan. Daar had ik mazzel mee.

Het werk bij de zedenrecherche heeft me ook geholpen om niet te verzuipen in mijn eigen trauma's, die zijn ontstaan door seksueel misbruik. Door mijn werk had ik een reden om weer in beweging te komen, om weer van betekenis te zijn. Al sloeg ik door alle ellende wel een beetje dicht na verloop van tijd. Je moet een systeem ontwikkelen om jezelf af te kunnen sluiten, zonder dat je op slot gaat. Ik heb twee werelden gecreëerd in mijn hoofd: de wereld van mijn werk, en mijn gevoelswereld. Op die manier kon ik dit werk doen, ondanks mijn trauma's door seksueel misbruik. Op mijn werk vertel ik overigens niets over die geschiedenis.

Advertentie
1486476180634-theresebewerkt

Thérèse Evers. Foto door de auteur

Ik ben ervan overtuigd dat wel een beetje verhardt, ik in ieder geval wel. Je went aan de ellende die je ziet. Je kunt het vergelijken met toen ik met mijn vriendin naar Finland ging, en we echt heel graag een eland wilden zien. Toen we er eenmaal een zagen was het heel bijzonder, maar na tien elanden hadden we het wel weer gezien. Met zedendelicten gaat dat ook zo. Je allereerste verkrachtingsonderzoek is heel heftig, de allereerste keer kinderporno kijken ook. Maar als dat altijd zo zou blijven, kun je dit werk niet doen.

Het klinkt cliché, maar ik kan tegen een slachtoffer zeggen dat ik weet hoe het voelt. Ik kom nu dingen tegen die vergelijkbaar zijn met de situatie waarin ik zat toen ik als jong meisje aangifte deed voor seksueel misbruik. Daar zit wel een risico aan verbonden: dat je niet professioneel te werk gaat. Of dat je doorslaat, en bij elke aangifte denkt dat iemand volledig de waarheid vertelt en je die vent meteen wil oppakken. Dat is niet goed. Je moet een balans vinden tussen verbinding en afstand.

Als ik in gesprek ben met de aangever of de benadeelde, wil ik ze het idee geven dat ik zonder oordeel naar ze luister. Maar ik heb soms wel een sterke mening. Zo kwam ik een keer over de vloer bij een stel met een dochtertje van een jaar of twaalf. Het meisje was misbruikt door haar neefje van vijftien. Dat neefje kwam daar vaak op bezoek met zijn ouders, de families waren bevriend. Ze vertrouwden elkaar en vonden het prima dat die kinderen samen naar boven gingen, om zogenaamd te spelen.

Advertentie

Toen ik bij ze thuis kwam, en de vader net had gehoord dat onder zijn dak zijn dochter werd misbruikt terwijl hij met de ouders van de dader een biertje zat te drinken, werd hij razend. Ik kon me goed voorstellen dat hij razend was en het neefje iets wilde aandoen. Ik had zakelijk gezien tegen hem kunnen zeggen: dat mag niet. Maar ik reageerde instinctief en gevoelsmatig, mede door mijn eigen geschiedenis. Ik denk dat ik had gewild dat iemand in mijn omgeving vroeger ook zo boos was geworden en het voor mij had opgenomen. Ik zei tegen hem: ik snap het, ik zou dat ook voelen, het gaat over je dochter. Hij weet zelf ook wel dat dat niet mag. Na een half jaar kreeg ik van die man een kaartje waarop stond: je bent de enige geweest die niet heeft geprobeerd mijn boosheid in te perken, waardoor ik er nu veel beter mee om kan gaan. Voor dat soort momenten doe ik dit werk.

Je kan niet de ene gruwelijke moord- en verkrachtingszaak na de andere doen. Tussendoor moet je opladen. Ondertussen blijf je gewoon werken, je bent immers in loondienst, maar je houdt je bezig met relatief lichte zaken. Bijvoorbeeld een zaak waarbij iemand aangifte heeft gedaan omdat er in haar borst is geknepen tijdens het uitgaan, of het horen van getuigen over randzaken. Ik merk het dan vanzelf als ik weer klaar ben voor een heftige zaak. Soms duurt dat een dag, bij heel heftige zaken weleens een week. De leidinggevende speelt ook een grote rol. Hij stuurt daarin en praat met je wanneer je net een heftige zaak hebt gehad.

Ik denk dat je bij zedenwerk een maximale functieduur zou moeten hebben. Wanneer je aan de ellende en de nare verhalen went, schat je ze niet meer op waarde. Natuurlijk is het nodig dat je je er een beetje voor kan afschermen, maar waar we naar streven is dat je het steeds weer bekijkt alsof het je eerste zaak is, het serieus neemt. Dat is essentieel.

Ik heb het twintig jaar gedaan, nu ben ik er klaar mee – net als met die elanden. Het komt ook omdat ik in een 'zedenmodus' kwam, ik kreeg een werkgerelateerd wantrouwen dat zich ook uitte in mijn privéleven. Zo ging ik eens naar een cursus in mijn vrije tijd en zag ergens een auto staan. Er zat een man achter het stuur met een jong kind ernaast, en die dook ineens weg toen ik voorbij reed. Ik dacht meteen aan misbruik. Ik draaide om, noteerde het kenteken, belde mijn collega's. Achteraf bleek er niks aan de hand te zijn. Het was gewoon een man met zijn dochter.

In dit werk is het heel belangrijk om met collega's te praten, grapjes te maken en af en toe samen te janken. En je hebt ook tegengewicht nodig in je privéleven. Als je privéleven stabiel en rustig is en je mooie dingen opzoekt kun je alles beter aan. Dat is voor mij de manier om niet om te vallen in dit werk. Ik ben veel bezig met boeddhisme en mindfulness, en andere dingen waarvan ik blij word, zoals musea bezoeken of mooie films kijken. Maar geen films over seksueel geweld.

Thérèse Evers heeft een semi-autobiografische roman geschreven over het werk bij de zedenrecherche en haar verleden als slachtoffer van seksueel misbruik.