Brussel protest
Photo : Ianis El Kabou
Identiteit

Wie rellen veroordeelt, is medeplichtig aan structureel geweld

“Door de focus te verleggen naar het vandalisme, omzeil je het debat over het systematische geweld.”
Gen Ueda
Brussels, BE

Na bijna elke demonstratie zijn er wel mensen die klagen dat het weer eens volledig uit de klauwen is gelopen. Niet alleen vanuit de conservatieve hoek, maar ook door demonstranten die vinden dat het wel iets minder gewelddadig had gekund. Dan zeggen ze dat je behalve ‘goede’ ook ‘slechte’ demonstranten hebt en dat die laatste het met hun lompe acties voor iedereen hebben verpest.

Advertentie

Door dat te zeggen ga je alleen wel voorbij aan het feit dat dit soort excessen niet uit de lucht komen vallen – ze zijn een logisch gevolg van een veel grotere vorm van geweld: institutioneel geweld. We moeten ze beschouwen als uiting van onbehagen, van stemmen die onderdrukt worden.

Ik wil verder heus geen geweld romantiseren en het is ook zeker geen excuus om alles maar in de fik te steken. Maar wie zegt dat de mensen die dit doen ook niet eerder al op veel rustigere manieren hebben geprobeerd om voor zichzelf op te komen? Wat als dit soort acties hun laatste redmiddel zijn, de enige overgebleven manier om hun machteloze gevoel te uiten?

Door te zeggen dat mensen meteen de gevangenis in moeten als ze zich te veel hebben laten gaan, negeer je de onderdrukking die eraan ten grondslag ligt en het onrecht dat erbij komt kijken. Daardoor word je zelf medeplichtig aan de stilte rondom deze wreedheden. Ook zeg je ermee dat het inslaan van ruiten veel erger is dan institutioneel racisme en geweld, en dat je er wel oké mee bent dat er macht wordt uitgeoefend op een specifiek deel van de bevolking, dat daar verder vooral niet te veel over moet klagen.

Minachting, ontkenning en medeplichtigheid

Wie de frustraties meteen veroordeelt, zonder een standpunt in te nemen tegen het institutionele geweld dat daar de oorzaak van is, handelt vanuit een privilege. Maar als je niet verder kijkt dan je neus lang is, zie je ook niet dat er meerdere vormen van geweld bestaan – wat nogal belangrijk is om ze goed op waarde te kunnen schatten. Hélder Câmara, een inmiddels overleden Braziliaanse bisschop die meerdere malen werd voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Vrede, maakte een onderscheid tussen de volgende vormen:

“De eerste vorm van geweld, de moeder van alle anderen, is institutioneel geweld, dat overheersing, onderdrukking en uitbuiting mogelijk maakt en laat voortduren; dat miljoenen mensen onder de duim houdt met al zijn goed geoliede radertjes.

Advertentie

De tweede is revolutionair geweld, dat voortkomt uit de wens om de eerste af te schaffen.

De derde vorm is repressief geweld, wat tot doel heeft het revolutionaire geweld te smoren, waardoor het medeplichtig is aan de eerste vorm van geweld.

Er is niets hypocrieter dan de tweede vorm van geweld te benoemen en voorbij te gaan aan de eerste vorm, die het laat ontstaan, en de derde, die het in de kiem smoort.”

Critici van protestgeweld vallen vooral over de “revolutionaire” vorm van geweld – en dus niet over de eerste vorm, omdat die ze juist beschermt. Als er een politiekantoor bij het Brusselse Liedtsplein wordt vernield, zien mensen dat als bedreiging van hun eigen veiligheid en privileges, waarmee ze in feite toegeven dat ze in een andere realiteit leven dan minderheden en niet uit de slof hoeven te schieten om hun stem te kunnen uiten.

“Door de focus te verleggen naar het vandalisme, omzeil je het debat over het systematische geweld.”

Het is vreemd om het anti-institutionele geweld wel, maar het institutionele geweld niet te veroordelen. Maar door de focus te verleggen naar het vandalisme, omzeil je het debat over het tweede.

Wie tijdens een demonstratie met stenen gooit, doet dat vaak ook om aandacht te vragen voor het geweld dat daaraan voorafgaat: van provocaties van de politie tot ongelijkheden in het rechtssysteem. Mensen die dat meteen veroordelen, hebben niets anders te verdedigen dan hun eigen privileges. En door er zo makkelijk over te praten, impliceren ze ook dat de stenengooier het recht niet heeft om te profiteren van de veiligheid van hun regering.

Advertentie

“Mensen die excessen meteen veroordelen, hebben niets anders te verdedigen dan hun eigen privileges.”

Minderheden zullen altijd kritiek blijven krijgen, of ze nu dingen slopen of zich net zo keurig gedragen als de samenleving van ze verlangt. Maar wanneer een van hen sterft, overheerst vooral de ontkenning, die vaak op dezelfde manier wordt uitgedrukt: door vooral te focussen op de identiteit van de overledene en wat diegene wel niet zou hebben misdaan. “Als hij niets te verbergen had, waarom vluchtte hij dan?” werd bijvoorbeeld gezegd toen de negentienjarige Adil om het leven kwam. Als een jong iemand sterft onder problematische omstandigheden, zoals Ibrahima, krijgt die juist zelf de schuld in zijn schoenen geschoven. En ondertussen negeren we het institutionele geweld waar Câmara over sprak.

Het is nog erger als het wetsvertegenwoordigers zijn die dit ontkennen. Zoals commissaris-generaal van de federale politie Marc De Mesmaeker, die afgelopen juni in het radioprogramma De Ochtend aangaf dat er behalve "incidentele overtredingen” in België “geen structureel probleem van racisme bij de politie” is. Non-gouvernementele organisaties zeggen echter al jaren het tegenovergestelde. In 2018 publiceerde Amnesty International bijvoorbeeld een rapport over etnisch profileren binnen de politie, waaruit bleek dat het helemaal niet om afzonderlijke gevallen ging, maar een groter probleem was. Wel zei De Mesmaeker dat etnisch profileren niet als enige parameter bij een politieoptreden kan worden gebruikt, en dat het belangrijk is om met dit soort organisaties in gesprek te blijven gaan.

Advertentie

Het risico om buitenspel te worden gezet

Veel vreedzame demonstranten vinden het vervelend wanneer het uit de hand loopt en distantiëren zich er dan van omdat ze bang zijn dat het de legitimiteit van de zaak aantast. Dat gaat niet alleen ten koste van de eenheid, maar ook van de boodschap die erachter ligt – over de onderdrukking waar deze mensen mee te maken hebben. Als deze demonstranten in diskrediet worden gebracht, worden ze nog verder weggedrukt.

In haar boek In Defense of Looting noemde de Amerikaanse schrijver Vicky Osterweil deze verdeling tussen demonstranten die zich ‘goed’ en ‘slecht’ gedragen een “reproductie van een racistische ideologie”, die samenhangt met criminalisering van zwarte jongeren. Wie zich distantieert van excessen, sluit zich volgens haar aan bij de conservatieve verdeel- en heersretoriek.

“Als je iedereen zou sommeren om zich in te houden, ga je voorbij aan de complexiteit van de verschillende vormen van geweld.”

Geweld is niet iets dat je zou moeten aanmoedigen of romantiseren, en als een demonstratie vreedzaam verloopt zou dat iedereen alleen maar veel voldoening geven. Maar als je iedereen zou sommeren om zich in te houden, ga je wel voorbij aan de complexiteit van de verschillende vormen van geweld. Er zijn verschillende vormen van onderdrukking en die komen ook op verschillende manieren tot uiting.

Advertentie

Zolang dit geweld wordt veroorzaakt door onderdrukking en systematisch geweld, moeten we het vooral proberen te begrijpen, in plaats van meteen te veroordelen. In Europa mag het dan niet zo dramatisch gesteld zijn als in de VS, maar ook hier zijn de stigma’s van het kolonialisme nog steeds voelbaar en de racistische stereotypen diepgeworteld. Om voor verandering te zorgen, zou je kunnen stellen, is er soms gewoon een harde aanpak nodig.

De mythe van geweldloosheid

In de Verenigde Staten speelt de kwestie van gewelddadige demonstraties al veel langer. In 1967 zei Martin Luther King in zijn toespraak dat “de rel de taal is van zij die niet gehoord worden” en “sociale rechtvaardigheid en vooruitgang de sleutel zijn om rellen te voorkomen”.

Het is ook de vraag of geweldloosheid wel effectief is: in het verleden hebben bewegingen juist bewezen dat anti-institutioneel geweld, samen met niet-gewelddadige acties, als katalysator kan werken. Osterweil illustreerde dit aan de hand van de Afro-Amerikaanse burgerrechtenbeweging in de jaren zestig. De beweging opereerde voornamelijk vreedzaam, maar nadat er toch rellen waren uitgebroken, leidde de dreiging van een nog verdere escalatie er volgens Osterweil toe dat Robbert F. Kennedy zijn broer JFK ervan wist te overtuigen om de Civil Rights Act te ondertekenen.

Advertentie

In zijn boek How nonviolence protects the state ontraadselt de Amerikaanse schrijver Peter Gelderloos het verhaal achter Gandhi, die bekendstond om zijn vreedzame protest – terwijl hij wel degelijk profiteerde van de resultaten van gewelddadige demonstraties. Ook Nelson Mandela werd voorstander van een iets minder vreedzame manier van protest nadat hij merkte dat de Ghandiaanse methode toch niet zo effectief bleek – vooral na het Bloedbad van Sharpeville.

“In het verleden hebben bewegingen bewezen dat anti-institutioneel geweld, samen met niet-gewelddadige acties, als katalysator kan werken.”

Afgelopen november spraken we de Franse filosoof Geoffroy de Lasagnerie, die zei: “Als je zegt dat je niet gewelddadig bent, accepteer je dat het monopolie op geweld bij je tegenstanders ligt – dus bij de regering en de politie. Daarmee steun je het staatsgeweld en laat je je erdoor domineren.”

We kunnen ervan balen dat de excessen de vreedzamere momenten en de aanvankelijke reden van een demonstratie verdoezelen, maar zouden de media er ook aandacht aan schenken als het er maar kalmpjes aan toe zou gaan? Het mag dan vooral negatieve aandacht zijn, maar het probleem van de systematische onderdrukking komt indirect wel vooral in het openbare debat terecht dankzij dit soort onrust. Zelf horen we ook vaak van situaties in andere landen doordat er confrontaties plaatsvinden tussen burgers en politie – zoals bijvoorbeeld laatst in Tunesië.

Advertentie

De straat is van iedereen

Mensen die zich schuldig maken aan excessen krijgen vaak de kritiek dat ze helemaal niet zo politiek betrokken zijn, maar vooral komen om te rellen. Over plunderaars wordt gezegd dat ze het bewijs zijn van een onwetende beweging die niet in staat is om zijn eigen sociale strijd in goede banen te leiden.

De Franse criminoloog Gwenola Ricordeau, die verbonden is aan de California State University, heeft onderzoek gedaan naar de motieven van relschoppers en concludeerde dat er geen correlatie bestaat tussen rellen en crimineel gedrag. “De opkomst van gewelddadige manieren om jezelf uit te drukken valt te verklaren doordat mensen zich enerzijds niet vertegenwoordigd voelen, en de conventionele uitdrukkingsvormen tegelijkertijd niet effectief zijn,” schreef ze in een onderzoek uit 2001.

Een jonge relschopper die in het onderzoek van Ricordeau aan het woord kwam, zei zo te handelen om een reactie vanuit de politiek af te dwingen. “Ze zullen zien hoe kwaad we zijn, en hoezeer we willen dat er wat verandert. Als we vriendelijk met ze willen praten kijken ze niet naar ons om; ze begrijpen er niets van zolang er niets heftigs gebeurt.”

“Het is niet het materiële geweld dat de politieke strijd kaapt, maar de manier waarop erover wordt gesproken.”

Je kunt de behoefte om jezelf uit te drukken – wat tot materieel geweld kan leiden – niet zomaar tot niets reduceren omdat je bang bent dat je dan de zaak in het diskrediet brengt. Het is niet het materiële geweld dat de politieke strijd kaapt, maar de manier waarop erover wordt gesproken. Dit geweld moet juist de macht met zijn eigen falen confronteren.

Omdat verschillende soorten geweld met elkaar samengaan, kun je niet één vorm onwettig verklaren zonder rekening te houden met hoe die zich net opzichte van andere vormen verhoudt. Toch wordt protestgeweld nog altijd in het verdomhoekje geplaatst.

Voorlopig lijkt het nog vaak het ene tegen het andere woord te blijven, en zullen we nog geregeld blijven horen hoe schandalig en zinloos excessen bij demonstraties zijn – vooral van mensen die zelf nooit problemen hebben gehad met machtsongelijkheid, omdat zij de meest fervente verdedigers zijn van de racistische, kapitalistische en patriarchale manier waarop dat tot uiting komt.

Volg VICE België en VICE Nederland ook op Instagram.