FYI.

This story is over 5 years old.

Eten

Ik dobberde 28 dagen op zee en had geen eten meer

Ik heb de wereld rondgereisd op mijn kleine bootje BOBBIE, en het was geweldig. Behalve die ene keer dat ik na 28 dagen op zee geen eten meer had.
Photo by Emily Richmond

Het is dag 28 van mijn reis. Ik drijf in m'n eentje op een zee die Arafura heet en die zich tussen Australië en Indonesië bevindt. Ik heb niks te eten.

Wanneer je de wereld wil rondzeilen is de voorbereiding een kwestie van pakken wat je pakken kan. Ik kom aan bij een kust, laat mijn anker zakken en stap in de taxi naar de grootste en dichtstbijzijnde markt. Ik koop een gigantische hoeveelheid ingeblikte bonen, noedels, XL-pakken havermout en pasta. Ik zie eruit als een OCD-patiënt of als een van die gekken die zich klaarmaakt voor het eind van de wereld. 'Ik hou gewoon van eten' murmel ik tegen de caissière wanneer ze me raar aankijkt.

Advertentie

Maar een maand na deze boodschappen ziet de toekomst er minder rooskleurig uit. Het ergste is misschien nog wel dat mijn kookgas bijna op is. Oh god ik ga verhongeren, denk ik bij mezelf.

Ik ga gelijk aan de slag met kartonnen dozen, een glazen plaat en een spiegel die ik van mijn boot afschroef en gebruik als reflector; zo heb ik ineens een DIY-koker die werkt op zonne-energie. Gelukkig zijn al die uren die ik op YouTube heb doorgebracht, kijkend naar ziekelijke survivalscenario's, geen tijdverspilling geweest.

Mijn nieuwe stoof is niet mooi, maar hij werkt wel. Het doet me een beetje denken aan mieren verbranden met een vergrootglas, wat ik deed in mijn kindertijd. Ik kan nu havermoutpap maken, mijn ingeblikte eten opwarmen en wat slappe scones bakken van overgebleven bloem en margarine. Kortom, ik kan mezelf in leven houden.

Toch vraag ik me af hoe lang ik dit vol kan houden. Ik heb geen motor op mijn boot en er is al dagen geen wind meer. Het is nog driehonderd kilometer naar de kust, maar het voelt als twee miljoen kilometer. Er gaan dagen voorbij en ik kom geen steek verder. Bij het slapen gaan en bij het opstaan heb ik altijd hetzelfde uitzicht: een eindeloze horizon, welke kant ik ook opkijk. Ik hou me vast aan het feit dat slecht weer nooit voor altijd is, ik zal uit deze nachtmerrie komen.

Ik wiebel met mijn benen in het water en kijk naar het afval dat in het water langs mijn bootje dobbert. Weggegooide noedels, pakjes sap, rode Coca-Cola-dopjes: allemaal pijnlijke herinneringen aan het eten van andere mensen en de nalatigheid van de mensheid.

Advertentie
Emily Richmond

Alle foto's door de auteur.

Toch gebeurt er dan iets wonderbaarlijks: opeens besef ik me dat ik deel uitmaak van mijn omgeving. Doordat ik stilsta ben ik, op mijn boot, ook een dobberend stuk vuil dat eigenlijk niet op zee thuishoort. De vissen zien me niet meer als een voertuig, maar als een donkere schaduw in het water. Op dag 8 van de kalmte wemelt het van leven rondom mijn bootje. Wanneer ik nu mijn benen overboord hang, dartelen de visjes rondom mijn enkels en reageren ze speels op de bubbels die ik maak met mijn benen. Kleine tonijnvisjes, donkergroene dorades en zelfs een paar babymakreelhaaien zwemmen langs. Ineens heb ik een geniale ingeving (of oerdrang): ik kan dit eten, bedenk ik me. Ik kan gewoon vissen eten!

Ik heb net Papoea-Nieuw-Guinea verlaten, waar ik een jaar met vrienden heb gewoond. Voor hen is jagen een manier van leven in plaats van een hobby. Ik kijk om me heen op het dek en zie gelijk dat Lolo, mijn bamboe speer, klaar staat om aan te vallen. Lolo is vier meter lang, sterk, dun en heeft bij de piek een dozijn metalen punten. Gooi 'm door de vis heen, hoor ik mijn vriend nog tegen me zeggen. Net alsof je iemand een harde stoot geeft.

Misschien is dit een goed moment om jullie te laten weten dat ik normaal gesproken niet echt goed ben met bloed en ingewanden en moord en zo. Ik vind mezelf een stoere vrouw op heel veel vlakken, maar als ik denk aan de keren dat ik heb geprobeerd te vissen (en heb gefaald), zakt mijn zelfverzekerdheid als een slappe pop in elkaar. Ik heb dan altijd gelijk spijt van mijn acties, en vraag me af waar ik in godsnaam mee bezig ben.

Advertentie

Maar vandaag voel ik me eventjes nergens schuldig over. Ik gooi wat voedselresten en een emmer met water overboord. Al snel komen er hordes vissen nieuwsgierig rondom mijn boot zwemmen. Ik val aan. Het is bijna té makkelijk. Binnen een kwartier sta ik met mijn speer in mijn hand te kijken naar een dozijn dode vissen op het dek van mijn bootje.

Emily Richmond

Ik snij met een fileermesje langs de buik van de vissen, alsof het envelopjes zijn. Hun eigen maaltijden en ingewanden spuiten naar buiten. Ik gooi de grijze brij in de oceaan en de ingewanden zakken langzaam naar de bodem, tot ze uiteindelijk terechtkomen in de monden van hun oude vriendjes. We doen het allemaal, denk ik.

Op het heetste moment van de dag bak ik wat van mijn gefileerde visjes in mijn geïmproviseerde oven. De rest van de vissen heb ik in stukken gesneden en laat ik uitdrogen op de rand van mijn boot, voor een voorraadje vis-jerky. Het is allemaal geïmproviseerd, maar het resultaat is hetzelfde. Alles wat we nodig hebben is hier. Het is er altijd al geweest.

Zes dagen later kom ik eindelijk aan in de haven van Dili, een prachtige haven in Oost-Timor. Een glimmende aluminium zeilboot vaart mijn kant op. Tino, de slungelachtige kapitein van de boot, groet me en wijst een goede plek aan om aan te meren. "Welkom in Dili!" schreeuwt hij over het geluid van zijn motor heen. Ik kap hem af en zeg: "Hé man, hoe ver is de supermarkt van hier?"