Mijn tante was een van de eerste Surinamers die naar Nederland kwamen

FYI.

This story is over 5 years old.

Veertig jaar onafhankelijk Suriname

Mijn tante was een van de eerste Surinamers die naar Nederland kwamen

De Surinaamse Yvonne (63) groeide op in Noordwijk, in een tijd dat de kranten kopten over 'de eerste negers in Nederland'.

Yvonne. Foto door de auteur

Op 25 november is het veertig jaar geleden dat Suriname onafhankelijk werd van Nederland. Zo'n vijftig procent van de Surinaamse bevolking woont inmiddels in Nederland. Ver voordat de migrantenstroom in de jaren zeventig op gang kwam, waren er al, zoals de kranten destijds kopten, 'de eerste negers' in Nederland. Surinaamse studenten, muzikanten en complete gezinnen maakten de oversteek naar het koloniale vaderland. Ook mijn grootouders voeren al in de jaren vijftig over. De Surinamers zijn nu niet meer weg te denken uit de Nederlandse maatschappij, maar hoe was het destijds om op te groeien als minderheid?

Advertentie

Ik vraag het aan mijn tante Yvonne (63) die als eenjarige terechtkwam in de bollenstreek. Haar vader werkte bij de Koninklijke Marine en met het hele gezin verruilden ze Paramaribo voor Noordwijk. Als enige Surinamers werden ze in een woonblok met andere marinegezinnen geplaatst. Daar werd het gezin uitgebreid met nog een zusje; mijn moeder. Voor mijn moeder zou Suriname altijd een land ver weg van hier blijven. In tegenstelling tot het Suriname van haar zus.

In de zomer barstte het in Noordwijk van de Duitse toeristen. Bij mijn tante thuis hing een bordje Zimmer Frei voor het keukenraam. "In Noordwijk kwamen veel Duitsers die ook bij ons logeerden. Zij vonden die zwarte meisjes wel erg leuk. Maar dat was ik snel zat. Dus dan zei ik: 'Je mag een foto van me maken, maar dan wil ik wel een ijsje. Geen ijsje, geen foto.'" Yvonne en haar twee zusjes werden gezien als een exotische verschijning - en daar maakten ze gebruik van. Zo verkochten ze bloemenkransen van narcissen aan voorbijgangers. "Kleine zwartjes met bloemenkransen langs de weg: dat verkocht! Wij verkochten het meeste van iedereen."

Ze denkt nog met plezier aan de zakcentjes die ze zo bijverdiende. Toch had ze al snel genoeg van het aapjes kijken. "Mensen kwamen op ons af en zeiden: 'O, kijk dat haar.' Dan staken ze hun handen uit. Ik vond dat héél vervelend. Mensen kwamen in mijn ruimte. Ik kwam toch ook niet aan hun haar? Hun vieze haar?" Het kroeshaar en de zwarte huid zorgden ervoor dat ze zich niet konden verstoppen in Noordwijk. Als ze stout waren geweest, waren ze gemakkelijk te vinden. En dan zwaaide er wat. "Onze vader wilde niet nog meer opvallen en was heel streng. Hij wilde het liefst dat mijn moeder zoveel mogelijk binnen bleef en droeg haar op niet te werken. Pas als mijn vader op zee was, dan waren we vrij."

Advertentie

Zoals bij een doorsnee Nederlands gezin stonden er elke dag, naast de rijst, aardappelen op tafel en werd er ieder jaar Sinterklaas gevierd. Suriname kende Yvonne uit de verhalen en de Surinaamse taal kende ze slechts van de woordenwisselingen tussen haar ouders. "Mijn vader werd op zijn werk door zijn meerdere aangesproken op zijn accent. Hij moest thuis Nederlands praten omdat zijn accent anders te dik werd. Anders konden ze hem niet meer verstaan." De taal van haar ouders zou Yvonne nooit meer leren. Tot haar spijt. Want in haar maatschappelijk werk, waar ze veel met Surinaamse vrouwen te maken had, was het van pas gekomen. "Ik was Surinaams, maar ik sprak hun taal niet. Dat werd in de Surinaamse gemeenschap niet begrepen en zelfs als arrogant ervaren."

Ook in Suriname zelf begrepen mensen niet waarom ze antwoordde in het keurige Hollands in plaats van in haar eigen taal, het sranan tongo . Yvonne was 20 jaar toen ze voor het eerst haar geboorteland aandeed. Maar van een thuiskomen was geen sprake. "Toen ik uit het vliegtuig stapte, leek het alsof ik met mijn hoofd in een oven stapte. En ze aten daar 's ochtends vroeg, 's middags en nog een keer om 22uur 's avonds warm. Dat vond ik teveel van het goede." Ze herkende zich niet in de Surinaamse gebruiken en cultuur. Daar merkte ze op dat ze duidelijk niet bij de één, maar ook niet bij de ander hoorde.

Want hoewel ze opgroeide met de Nederlandse maatstaven, ze bleef een zwart meisje in een witte omgeving. Ze deed niet mee met de polonaise, maar ze was ook niet op Surinaamse dansavonden te vinden. Ze stond aan de zijlijn. Ook in de liefde. "Mannen met wie ik omging wisten niet altijd wat ze met mij aan moesten. Ze konden toch niet thuiskomen met een zwartje? Dat vond ik moeilijk. Ik was daardoor voorzichtig met vriendschappen en heb al vroeg geleerd dat ik mezelf moest vermaken." Yvonne schipperde tussen twee culturen en had hier meer last van dan haar zusjes. Toch ervoer ze weinig racisme in Nederland. Pas toen ze voor haar vaders werk bij de marine naar Curaçao verhuisden, wist ze wat racisme inhield. "We zouden op de Mon Repos-weg (Mijn Rust) gaan wonen. We kwamen met de boot aan in de haven en de huiseigenaar zag dat wij zwart waren. Toen kregen we het huis niet. Dit was opmerkelijk, want de huiseigenaar was zelf ook zwart."

Advertentie

"Hoe lichter je was op Curaçao, hoe beter." Nergens ervoer ze zoveel discriminatie als op het tropische eiland. Ze vertelt dat ze op de marinebasis van haar vader zelfs ondervond dat er een verschil was tussen een matte en een glanzende zwarte huid. "Als je veel transpireert, dan word je glanzend en lijkt je kleur anders. Dus als je twee zwarte mensen hebt waarvan de een mat is en de ander glanzend, dan voelt de een zich beter dan de ander. Die spraken niet met elkaar." Ook kwam ze er al snel achter dat het tussen Antilianen en Surinamers überhaupt niet geweldig boterde. "De Surinamers voelden zich beter dan de Antillianen. Die waren dom. Ze spraken niet correct Nederlands en konden hij, zij en het onzijdig niet van elkaar onderscheiden.

Zelf deed ze niet mee aan dat spel van vooroordelen. Door de treinkaping door Molukkers bij de punt in 1977 werd het haar duidelijk hoe er naar 'de ander' werd gekeken. Ze had een Molukse vriendin die stelselmatig werd aangesproken. "Dat is voor mij een ommekeer geweest. Hoe de mensen over Molukkers spraken, dat was alsof er een dolk in mij werd gestoken. Ik dacht: nu zijn het de Molukkers, morgen zijn het de Surinamers." Na de onafhankelijkheid in 1975 waren de Surinamers niet meer exotisch, ze waren nu vooral met velen in Nederland. Yvonne werd zich er meer van bewust dat ze daadwerkelijk een buitenstaander was en als een minderheid gezien werd. Nog altijd diende ze zich aan te passen. Maar op haar werk, waar ze vaak de enige Surinaamse was, maakte ze daar korte metten mee. Ook met de sinterklaasviering.

Advertentie

"Ik zat in de tram. Een vrouw zei tegen haar kind dat vervelend aan het doen was: 'Pas maar op, straks neemt die vrouw je mee. Dat is Zwarte Piet.' Ik vond dat heel vervelend. Rond de sinterklaastijd ging ik niet graag over straat. Je werd overal nageroepen als Zwarte Piet en mensen dachten maar dat ze me zomaar aan konden raken. Ik vond dat heel naar. Dit gebeurde ook al toen ik nog een kind was." De zwartepietendiscussie van nu voerde ze in de jaren tachtig al. Yvonne heeft er toen mede voor gezorgd dat Sinterklaas op haar werk werd afgeschaft. Ze maakten er Wereldkinderdag van.

"Ik hoorde Jörgen Raymann op de televisie: 'Wij deden vroeger ook aan Sinterklaas, hoor.' Domme jongen, denk ik dan. Het gaat er niet om of je aan Sinterklaas deed, maar het gaat om de elementen die erin zitten. Het superieure ten opzichte van het inferieure. Daar gaat het om." Ze schetst het plaatje van gekke clownachtige Zwarte Pieten en een witte Sinterklaas die van bovenaf op hen neerkijkt.

De zwartepietendiscussie was een van de strijden die ze heeft gestreden als zwarte vrouw. Ze is nu rustiger geworden. Een aantal jaar geleden keerde ze opnieuw terug naar Suriname. In een rotizaak vond ze datgene waar ze, onbewust, lang naar had gezocht. "Ik maakte een praatje en een man zei tegen mij: 'Ach, wij Surinamers…' Toen pas had ik het gevoel: ein-de-lijk word ik erkend als Surinaamse." Op dat moment besloot ze dat ze in haar geboorteland wilde wonen. Tot grote verbazing van haar zusje. Ze wilde de lucht kunnen inademen. Ze wilde drie keer per dag warm eten. Ze wil terug.

Op een groot erf in Paramaribo wordt er op dit moment een klein huis gebouwd dat Yvonne zal gaan huren. Aan het water hangt ze haar hangmat op. Op de stoep komt een schommelstoel. Surinaamse Nederlander of Nederlandse Surinamer, het doet er dan allemaal niet meer toe. Binnenkort is ze klaar met werken en dan stapt ze op het vliegtuig. "Vrijwilligerswerk ga ik toch niet doen. Dat hebben mijn voorouders al gedaan."