FYI.

This story is over 5 years old.

Tech

Hoe groot waren de voeten van de Heer als hij werkelijk over water kon lopen?

We confronteerden de bijbel met de natuurkunde en kwamen erachter dat Jezus' voeten een oppervlakte gehad moeten hebben van een strafschopgebied per stuk.

​ Hoewel mijn ouders mij Rooms-katholiek hebben opgevoed, kwamen de natuurkundige en de ketter in mij al op vroege leeftijd hand in hand naar boven drijven. Vooral toen ik tijdens mijn Eerste Communie het lichaam van de Heer, dat ik in de vorm van een hostie in mijn handen gedrukt kreeg, mee naar huis nam om Nutella op te smeren, was het duidelijk dat religie in het algemeen en het Christendom specifiek het niet helemaal voor me gingen worden.

Advertentie

20 jaar later vraag ik me toch nog altijd af of de inspirerende gebiedende wijsheden in de Bijbel misschien wel te rijmen vallen met de botte, moderne wetenschap. Een mooi voorbeeld om dit nader mee te onderzoeken, is het over water lopen van de Heer Jezus Christus, zoals verteld in Matthew 14:22-25: Jezus stuurt zijn discipelen in een bootje naar de overkant van een meer en blijft zelf op een heuvel achter om eens even flink te gaan zitten bidden. Ogenblikken later besluit hij zich alsnog over het water bij Petrus en co. te voegen. Die zien Jezus richting hen op het water lopen en denken dat ze spoken zien.

Dit hele op-het-water-lopengebeuren kan enkel en alleen stroken met de werkelijkheid anno nu, als de voeten van de Heer door de oppervlaktespanning van het water naar boven werden geduwd. Hij zou natuurlijk ook roeiboeten als voeten kunnen hebben gehad, maar dan zou hij technisch gezien deels in het water lopen in plaats van er op, dus dat scenario laten we hier voor de historische nauwkeurigheid maar buiten beschouwing.

Deze oppervlaktespanning ontstaat door zogeheten waterstofbruggen. Hier heb je misschien wel eens van gehoord tijdens de scheikundeles in de derde klas. Het zit zo: op de Eerste Dag creërde God, de Almachtige Schepper, naast planeten, licht en ander ​klein leed, het watermolecuul. Dit molecuul bestaat uit twee waterstofatomen en een zuurstofatoom:

De waterstofatomen hebben een tekort aan elektronen, waardoor ze positief geladen zijn. Het zuurstofatoom daarentegen, heeft een overschot aan elektronen, waardoor het negatief geladen is. Hierdoor bestaat er een elektrische aantrekkingskracht tussen het zuurstofatoom van het ene watermolecuul en de waterstofatomen van maximaal twee andere watermoleculen:

Advertentie

Deze verbinding noemt men dus de waterstofbrug. Naast de reguliere kracht waardoor moleculen met elkaar zijn verbonden, de vanderwaalskracht, zorgt deze voor een extra hechte band tussen de waterdeeltjes.

De watermoleculen onder het oppervlak kunnen bruggen vormen met alle soortgenoten om hen heen, maar de moleculen aan het oppervlak hebben deze luxe niet en moeten genoegen nemen met degenen naast en onder zich. Daardoor bouwen ze vooral met elkaar waterstofbruggen. Zodoende ontstaat er op het oppervlak van een plens water een spanning, waardoor er een dun vliesje op lijkt te zitten. Dit maakt het mogelijk dat insecten op water lopen; de oppervlaktespanning duwt hun pootjes omhoog en ze zijn zelf niet zwaar genoeg om deze spanning te breken.

Zodra je er een druppeltje Dreft bij gooit, worden de waterstofbruggen chemisch afgebroken en verdrinken de zwemdiplomaloze insecten. Je ziet het ook bij je nieuwe jeans, als je er wat druppels water op gooit. Deze blijven intact door dezelfde oppervlaktespanning. Maar zodra je ze wast, zal er wasmiddel in zitten die de waterstofbruggen sloopt en is het doei druppeltjes.

Er moet flink wat opwaartse kracht in het spel zijn geweest als Jezus Christus daadwerkelijk op water liep. Naar horen zeggen was hij namelijk 158 centimeter lang met schoon 75 kilogram aan de haak. Dat is een BMI van 30. Gezien het tijdsvak waar we het over hebben is het een veilige aanname om het meertje te beschouwen als onberoerd door industrieel afval of gezonken olietankers. Brandschoon water, dus. Bij een temperatuur van 20 graden Celsius heeft water een oppervlaktespanning van 0,0728 Newton per meter. Dat betekent dat wanneer er over de lengte van een meter meer dan 0,0728 Newton aan neerwaartse kracht wordt uitgeoefend op het wateroppervlak, de waterstofbruggen breken. Het vliesje dat de ondergrond vormt voor de wandeling van Jezus zal dan als een glasplaat in kleine stukjes breken, met een kletsnatte Zoon van God tot gevolg.

Advertentie

Nadat we al deze informatie voor een enkele Messiasvoet door de formulemolen hebben getrokken, krijgen we:

Dat betekent dat aan elke voet van Jezus een zool met minimaal 5 kilometer aan waterafstotende ribbels zat geplakt. Als deze allemaal een millimeter uit elkaar liggen, zou elke voet een oppervlakte hebben gehad van 505 m².

De voeten van de Heer bedekten in dit geval dus samen meer 1000 vierkante meter, oftewel een 10 are. Aan elk been een strafschopgebied, zeg maar. Zouden we de behoefte hebben het hele Damplein vol te zetten met Jezussen Christus, dan hebben we aan slechts een viertal Verlossers voldoende:

Stel dat de pagina's van de Bijbel 12 bij 18 centimeter zijn en het boek er 2000 telt, dan kan deze meer dan 10 keer op de onderkant van elke voet van de Heer afgedrukt worden.

Maar zou Jezus ook niet heel hard hebben kunnen rennen, zoals bijvoorbeeld de  ​Jezushagedis doet? Ervan uitgaande dat hij nog steeds hydrofobe voeten heeft, maar dan niet van cartoonesk formaat, zouden we hier ook wat berekeningen op los kunnen laten. Als we het model van de Jezushagedis toepassen op een mens van 75 kilogram, zou Jezus ongeveer 30 meter per seconde moeten rennen, ofwel 108 km/u. En met een goeie 12 kiloWatt aan vermogen, ongeveer 25 keer dat van een getraind wielrenner. Oftewel, de Heer zou dan de marathon kunnen finishen in 23 minuten en aan het einde genoeg energie hebben verbrand om een tweepersoons huishouden een half etmaal van elektriciteit te voorzien.

Laten we het dus maar bij die enorme stappers houden. Dan hebben we ook gelijk antwoord op de vraag waarom Jezus Christus in de eerste instantie besloot niet mee te varen: hij paste gewoon niet in het bootje.

En de wetenschap zag dat het goed was.