FYI.

This story is over 5 years old.

Amsterdam

Toen Vincent van Gogh nog dominee wilde worden

De nieuwe tentoonstelling ‘Vincent van Gogh, 400 dagen in Amsterdam’ gaat over het jaar waarin de schilder zich voorbereidde op zijn theologie-opleiding.
Vincent van Gogh,  De Ruyterkade met aangemeerde schepen van Rederij Goedkoop, 8 oktober 1885. Olieverf op paneel  Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)

Wie door het gastenboek van het Rijksmuseum uit 1877 bladert, ziet tussen alle namen het handschrift staan van een jonge Vincent van Gogh. Zijn handschrift is zo klein dat het bijna onzichtbaar is, alsof hij niet wilde dat iemand zijn aanwezigheid zou opmerken. Dat zou later wel anders zijn, toen hij zijn schilderijen met alleen zijn voornaam signeerde – iedereen zou later tóch wel weten wie ‘Vincent’ was.

Advertentie

Maar op zijn 24e was Van Gogh nog helemaal niet met een schildercarrière bezig. Hij wilde predikant worden, net als zijn vader.

Om zich voor te bereiden op zijn theologie-opleiding, verhuisde Van Gogh in mei 1877 van Dordrecht naar Amsterdam, om er een jaar later alweer te vertrekken – het wilde niet helemaal vlotten met de studie. Precies dat ene jaar staat centraal in de nieuwe tentoonstelling ‘Vincent van Gogh, 400 dagen in Amsterdam’ in het Stadsarchief van Amsterdam. Aan de hand van brieven aan zijn broer Theo, en hier en daar al een voorzichtige schets, vertelt de expositie het verhaal van een man die er nooit in zou slagen om dominee te worden, maar uiteindelijk zijn religie kon uitdragen via zijn kunst.

Vincent van Gogh aan Theo van Gogh, Brief 114: Amsterdam, 19 mei 1877. Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting). De volledige brief is te zien in de tentoonstelling.

Van Gogh woonde bij een grote scheepswerf op het stadseiland Kattenburg, naast het gebouw waarin later Het Scheepvaartmuseum onderdak zou vinden. Hij verbleef in het huis van zijn oom Jan van Gogh, die in februari 1877 was benoemd tot commandant van de Marine en directeur van de werf.

Als student was Van Gogh ijverig. Hij was niet alleen druk bezig met zijn studie, maar ook met zijn geloof. Op zondag woonde hij meestal alle drie de kerkdiensten bij, en tussendoor gaf hij godsdienstles aan arme kinderen uit de buurt. In de tussentijd las hij de Latijnse versie van de Navolging van Christus van Thomas à Kempis, terwijl hij zelf pas net Latijnse lessen volgde. “Zaten er maar meer uren in een dag,” schreef hij aan zijn broer Theo. En dat meende hij ook echt, want het kwam vaak voor dat hij tot diep in de nacht door studeerde, om ‘s ochtends weer vroeg op te staan.

Advertentie

Een prima student, zou je zeggen. Ware het niet dat hij zo streng voor zichzelf was dat hij zichzelf kastijdde wanneer hij zijn werk niet op tijd af kreeg – in een brief van Maurits Benjamin Mendes da Costa, de classicus van die hem Grieks en Latijn doceerde, staat dat hij zichzelf wel eens sloeg met een knuppel, of zich expres buiten zijn eigen huis sloot.

Dirk Schäfer, Markt in de Jodenbuurt, 1915. Pastel, Stadsarchief Amsterdam

Niets daarvan weerhield Van Gogh er echter van om zich óók nog bezig te houden met kunst. Sinds zijn zestiende werkte hij in verschillende filialen van de kunsthandel Goupil & Cie, en in Amsterdam ging hij vaak op bezoek bij zijn oom Cor, die zijn eigen boek- en kunsthandel had. Op zijn kamer hing Van Gogh veel prenten van veelal religieuze voorstellingen aan de muur, die hij kocht in de Jodenbuurt bij het Waterlooplein, een van zijn favoriete wijken.

Uit zijn brieven aan Theo blijkt dat hij in die tijd al het observerende oog van een kunstenaar ontwikkelde. Vooral de drukke, oude en armoedige delen van de stad spraken hem aan: “Dat is nu wel iets dat men dagelijks zien kan, maar er zijn oogenblikken waarop de dagelijkse gewone dingen een buitengewonen indruk maken.” Over een gebied vlak buiten de Singelgracht, waar hij wandelde, schreef hij: “Het moet wel een heerlijke zaak zijn om dominee in zoo’n wijk te wezen.”

J.C. Greive jr., Voorgevel van kunst­ en boekhandel C.M. van Gogh, 1882, Stadsarchief Amsterdam

Toch zou Van Gogh zijn studie nooit afmaken. Na ongeveer een jaar gestudeerd te hebben besloot hij dat hij zijn opleiding toch maar het beste uit zijn hoofd kon zetten. Het werd hem teveel, en hij zou toch nooit geschikt zijn als predikant: hij wilde zijn handen vuil maken, en zich inzetten voor de minderbedeelden. Daarop vertrok hij naar België, waar hij in 1879 in de Waalse streek Borinage tijdelijk als lekenprediker tussen de mijnwerkers ging werken. Als een ware Franciscus van Assisi gaf hij er al zijn bezittingen weg aan de werklieden – van zijn kleren tot zijn bed.

Advertentie

In zijn kamertje dat uitkeek op de Amsterdamse scheepswerf, was hij al gefascineerd geraakt door de arbeiders die daar vanaf ‘s ochtends vroeg hun handen uit de mouwen staken, ‘werkhanden,’ zoals hij uitlegde aan zijn broer. Werkhanden van ‘ruwe mensen’ om precies te zijn, een omschrijving die doet denken aan de grove figuren die je kunt zien op De Aardappeleters, zijn later beroemd geworden schilderij uit 1885.

Van Gogh’s bewondering voor imperfectie is ook terug te zien in zijn voorkeuren voor vrouwen. Toen oom Cor hem een keer een beeld van een bloedmooie vrouw liet zien, zei Van Gogh dat hij daar eigenlijk niet zoveel mee had, schoonheid, en dat hij eerder viel voor kwetsbare vrouwen voor wie hij kan zorgen. Vrouwen als Kee Vos, zijn volle nicht, op wie hij verliefd werd nadat haar eigen man was overleden. Of Sien Hoornik, een voormalige prostituee met een drankprobleem.

De Aardappeleters, via 

Wikimedia Commons

Nadat hij uiteindelijk ook ongeschikt werd bevonden als lekenpredikant, richtte Van Gogh zich definitief op het kunstenaarschap. Als schilder kon hij zijn zoektocht naar God omzetten in een zoektocht naar zelfkennis, besefte hij. Zo begon zijn slechts tien jaar durende kunstenaarscarrière.

Voordat Van Gogh in 1886 voorgoed naar Frankrijk verhuisde, bezocht hij Amsterdam voor een laatste keer, om het nieuwe Rijksmuseum te bezoeken. Terwijl hij vlakbij het Centraal Station in een drukke wachtkamer stond te wachten op zijn vriend Anton Kerssemakers, schilderde hij ter plekke een gezicht op het Singel met de Ronde Lutherse Kerk. Niemand die om hem heen stond kon toen weten dat hij later een wereldberoemde schilder zou worden, en men vond het eigenlijk maar merkwaardig wat hij deed. Maar dat kon Van Gogh niets schelen. Zoals Kerssemakers later zou schrijven, was hij “doodbedaard in zijn harigen ulster en met zijn onafscheidelijke pelsmuts op, ijverig bezig een paar kleine stadsgezichten te maken.”

Vincent van Gogh, Het Singel met Ronde Lutherse Kerk, gezien vanuit de wachtkamer van het tijdelijke station Westerdok op de Droogbak, 7 oktober 1885

Het Singel met Ronde Lutherse Kerk, maar dan in 2015. Foto: Alphons Nieuwenhuis, met dank aan Stadsarchief Amsterdam

De tentoonstelling Vincent van Gogh, 400 dagen in Amsterdam, is van 18 december tot en met 17 april 2016 te zien in het Stadsarchief Amsterdam. Bij de tentoonstelling is ook een gratis audiotour beschikbaar, waarin ruim twintig gesproken teksten zitten die zijn ingesproken op basis van de brieven. Ook wordt er elke zondag om 13:00 een stadswandeling georganiseerd, waarbij je langs locaties wordt geschetst die Van Gogh omschreef in zijn brieven. Kijk op de website van het Stadsarchief voor meer informatie.