FYI.

This story is over 5 years old.

Interviews

De man die dertig jaar lang Bukowski’s boeken uitgaf, heeft hem nooit dronken gezien

Een interview met John Martin, die nogal warme herinneringen aan zijn decennialange, intensieve samenwerking met Charles Bukowski koestert.
Bukowski with his wife, Linda. Photo via Getty Images

Bukowski met zijn vrouw, Linda. Foto via Getty Images

Wat je ook van Bukowski vindt – of je nou denkt dat hij een overschatte nihilistische seksmachine was die leefde op een dieet van hoeren en drank, of juist de stem van een generatie naoorlogse arbeiders in opstand – het feit dat hij een grote rol heeft gespeeld in de literaire geschiedenis van Amerika valt niet te ontkennen. Om erachter te komen wie Bukowski echt was, sprak ik met zijn uitgever, John Martin.

Advertentie

Als er iemand is die de echte Charles Bukowski heeft gekend, is het Martin wel. De man gaf Bukowski’s boeken tijdens het grootste gedeelte van diens carrière uit, en heeft er dus eigenhandig voor gezorgd dat jij weet wie Bukowski is en dat je van hem houdt – of hem haat. In 1965 bood Martin Bukowski 100 dollar (ongeveer 75 euro) per maand voor de rest van zijn leven als Bukowski ontslag zou nemen bij het postkantoor en fulltime aan de slag zou gaan als schrijver voor uitgeverij Black Sparrow. Bukowski ging op het aanbod in en Martin hield zich aan de afspraak. Uiteindelijk betaalde hij hem 10.000 dollar (7.500 euro) per twee weken. John Martin was zelfs getuige tijdens de bruiloft van Bukowski en was een stabiele factor in het instabiele leven van de auteur.

John Martin. Foto via Kurt Rogers/San Francisco Chronicle/Polaris

VICE: Heb je Black Sparrow alleen voor Bukowski opgericht?
John Martin: Ja. Ik begon de uitgeverij om het werk van Charles Bukowski te publiceren. Ik had zijn werk al in een paar undergroundmagazines gelezen en ik was ervan overtuigd – op een bijna obsessieve manier – dat hij de nieuwe Walt Whitman was. Hij publiceerde kleine chapbooks van nog geen twaalf pagina’s lang met een oplage van honderd, in samenwerking met kleine uitgevers die net zo fan waren als ik. Hoewel, uitgevers zou je ze niet echt kunnen noemen, ze deden nauwelijks moeite om zijn boeken goed te verspreiden.

Advertentie

Vertel eens over je aanvankelijke deal met Bukowski – je beloofde hem 100 dollar (ongeveer 75 euro) per maand?
Oké, het ging zo: ik zat met pen en papier in de aanslag, en Bukowski noemde al zijn maandelijkse vaste lasten op – vergeet niet dat het 1965 was, toen de huur maar 35 dollar (25 euro) per maand bedroeg en de rest ook geen reet kostte. Hij moest 15 dollar alimentatie betalen, 3 dollar aan sigaretten, 10 voor drank, en nog 15 voor eten. Hoewel hij geen reet te besteden had, zag hij er toch prima uit. Hij kon overleven met wat ik hem bood. Ik verdiende toen zelf ook niet veel: een kwart van mijn eigen inkomsten ging direct naar hem. Tegen de tijd dat hij echt bekend werd, stroomde het geld vanzelf binnen.

Uiteindelijk gaf ik hem steeds een voorschot zodat ik hem niet in een keer verschrikkelijk veel geld schuldig was. Ik betaalde hem toen 10.000 dollar per twee weken, een flinke vooruitgang. Later kwam het echte grote geld, toen we de filmrechten van zijn boeken verkochten.

Ik wilde ervoor zorgen dat Bukowski onafhankelijk zou worden, en hij stierf als miljonair. Hij was erg zuinig met zijn geld. Ik kan me herinneren dat ik eens met hem op stap ging om een auto aan te schaffen, een BMW. Hij liep binnen in een flanellen broek en shirt, struinde een beetje rond totdat hij de auto had gevonden die hij wilde. De verkopers keken niet eens naar hem om. Uiteindelijk kwam een van hen toch op hem af. Met een sarcastisch toontje zei de man: “Kan ik u helpen?” En Bukowski zei: “Ja, dit wordt ‘m.”

Advertentie

“Had u dat op afbetaling gewild?” vroeg de verkoper.

“Nee hoor, ik geef je wel een cheque.”

De verkoper vroeg: “Nu?” en Bukowski zei: “Ja.” Die autodealer keek nogal verrast, en ineens werden de donuts en kopjes koffie aangerukt. Vanuit het niets verschenen comfortabele stoelen. Iedereen drentelde om Bukowski heen, terwijl hij de formulieren invulde, ze de cheque gaf, in zijn nieuwe auto stapte en verdween.

Heb je ooit getwijfeld of je die dronkelap wel een kwart van je inkomen moest geven?
Geen seconde. Ik had een rotsvast vertrouwen in de man en geen mens had me daar vanaf kunnen brengen.

Hoe kwam zijn eerste roman, Post Office, tot stand?
Dat is wel een mooi verhaal: in december spraken we af dat ik die 75 euro per maand zou betalen voor de totstandkoming van zijn roman, en dat hij ontslag zou nemen bij het postkantoor. Een paar weken later, eind januari, belde hij me op en zei: “Het is klaar. Kom het maar halen”. Ik vroeg: “Wat is klaar?” “Mijn roman,” zei hij. “Dus je hebt een roman geschreven sinds de laatste keer dat ik je gezien heb?” Ik vroeg hem hoe dat in godsnaam mogelijk was, en hij zei: “Angst is een goede drijfveer.” En zo werd Post Office een feit.

Denk je dat zijn werk minder sterk was geweest als hij al die rotbaantjes nooit had hoeven doen?
Alles heeft ertoe geleid dat Bukowski terecht is gekomen waar hij terecht moest komen, en elke ervaring was vanuit dat perspectief gezien belangrijk. Bukowski bereikte keer op keer zijn persoonlijke dieptepunt. De meest stabiele periode in zijn leven was juist toen hij bij het postkantoor werkte: het was een dagelijkse bezigheid, hij moest er nuchter voor zijn en hij moest er elke dag op tijd komen… Dat zorgde ervoor dat hij hevig verlangde gewoon te kunnen schrijven. Post Office kwam uit in 1971, maar in de jaren daarvoor heeft hij ook hele periodes niet geschreven. In de late jaren vijftig stortte hij fysiek in en belandde hij in het ziekenhuis, het bloed stroomde uit zijn rectum. Hij heeft het toen bijna niet gered. Ik heb hem persoonlijk vooral gekend als een gedisciplineerd schrijver.

Advertentie

Hij was echt een loner. Hij stond ‘s ochtends vroeg op, ontbeet met zijn vrouw, las de krant en vertrok naar de paardenraces. Rond etenstijd kwam hij dan weer thuis, en om 8 uur ‘s avonds ging hij naar boven om te schrijven, tot een uur of 2 ‘s nachts. Niets mocht die routine onderbreken. Dat deed hij zeven dagen per week, en natuurlijk spraken we soms af, maar zeker niet dagelijks – dat had hij waarschijnlijk niet zo op prijs gesteld. Hij zou er beleefd onder zijn gebleven, dat weet ik zeker – het was de meest beleefde man die ik ooit ben tegengekomen, en de meest eerlijke. Hij was ontzettend hoffelijk en zorgde er altijd voor dat je je op je gemak voelde.

Dat is niet altijd uit zijn werk op te maken.
Haha, nee, totaal niet. Zijn imago strookt totaal niet met wie hij in het echt was.

In welk opzicht dan precies, afgezien van zijn beleefdheid?
Ik heb hem ongeveer 35 jaar gekend, en in al die jaren heb ik hem nog nooit dronken gezien.

Wat, echt?
Ja. Hij dronk iedere dag, en op het laatst dronk hij vooral goede wijn. Vergeet niet dat hij leefde voor het schrijven, en net zoals zoveel schrijvers nipte hij tijdens het werken aan zijn glas. Maar stomdronken, nee.

Bukowski tijdens een screening van 'Barfly’, 4 november, 1987. Foto via WireImage

Dus hij dronk gewoon net genoeg om de dag door te komen?
Precies. Behalve tijdens de verfilming van zijn roman Barfly, toen hij continu werd uitgenodigd voor feestjes van de cast en hij een soort cameo had in de film. Hij dronk dan als een gek, omdat hij bang was. Hij was doodsbang voor mensen.

Advertentie

Maar even voor de duidelijkheid: jij hebt hem nooit dronken gezien.
Nou, ik ontmoette hem pas in 1965 en hij stierf in 1994, dus nee, in die dertig jaar dat ik hem kende, heb ik hem nog nooit laveloos gezien.

Maar als hij met die Hollywoodtypes rondhing, kwam het wel voor?
Ongetwijfeld, maar daar was ik nooit bij. Ik woonde in Santa Barbara. Toen hij echt beroemd werd en ik in 1975 naar Santa Barbara verhuisde, wist ik wel dat het eraan zat te komen. Ik kan me wel herinneren dat ik een keer langskwam toen hij in een bouwval in het oosten van Hollywood woonde, met een kleine veranda eraan vast. Op die veranda stond een oud bankje, te smerig voor woorden. Maar toen ik kwam aanlopen zag ik daar twee meisjes op zitten, prachtige, jonge blonde meisjes. Ik dacht: wat de fuck doen die hier? Een van hen zei: “Hee, jij bent Bukowski niet!” en ik antwoordde: “Nee, maar ik heb hier met hem afgesproken, hij zal er zo wel aankomen.” Ze zei: “O, we zijn helemaal uit Nederland gekomen om hem te ontmoeten.” Ik zei iets in de trant van: “Goh, wat leuk, hij zal vast blij zijn jullie te ontmoeten,” waarop ze beiden antwoordden: “O, we willen gewoon met hem naar bed. We zijn uit Amsterdam gekomen om hem te neuken.”

En is dat gebeurd?
Ik betwijfel het. Dat gebeurde in de tijd dat hij aan Women werkte. Toen hij aankwam, bleven we met z’n allen een beetje kletsen tot ze na een minuut of 20 begrepen dat ik niet direct weg zou gaan, dus zeiden ze tegen Bukowski dat ze later wel weer terug zouden komen. Hij vertelde me later dat ze dat nooit meer gedaan hebben, dus ik weet het niet. Misschien zijn ze wel teruggekomen, maar dat zou hij me toch niet hebben verteld.

Advertentie

Gaf Women een natuurgetrouw beeld van zijn levensstijl weer?
Ja, zeker. Hij schreef dat ergens in de periode tussen 1975 en 1977. Ik publiceerde het in 1978. Ieder hoofdstuk dat hij afhad stuurde hij me direct toe, en na ieder hoofdstuk dat ik uitlas moest ik even gaan zitten om bij te komen, en te hopen dat het allemaal fictie was.

Heb je hem ooit gevraagd welke delen van het boek fictie waren en welke niet?
Ik belde hem af en toe gewoon op om te vragen hoe het ging, dan zei ik: “Gedraag je je een beetje?” Vooral ook omdat hij zich altijd extra hoffelijk opstelde in mijn buurt. Ik heb hem toch een beetje een weg geboden uit het leven dat hij daarvoor leidde. Ik heb iets aan mijn muur hangen, gewoon een velletje papier, maar ik heb het altijd gekoesterd. Erop staat:

Beste Johnny,

Je bent de beste baas die ik ooit heb gehad.

En daaronder een tekening die hij van zichzelf had gemaakt, getekend: Henry Chinaski.

Dat is geweldig.
Ik stond voor hem symbool voor stabiliteit en hard werken – hij wist hoe hard ik ervoor werkte, en hij waardeerde dat. Het was de ideale relatie. Als hij me opbelde, zei hij met zijn diepe, lage stem: “Mr. Rolls, Mr. Royce hier.”

Was dat rond de tijd dat het geld binnen begon te komen?
Ja. Ik grapte vaak: “Op een dag steek jij je sigaren aan met biljetten van 50 dollar,” waarop hij dan antwoordde: “50? Waarom geen 100?” En dan heb ik het hier over een man die stuivers zou oprapen als hij ze midden op straat zou laten vallen. Niet omdat hij gierig was – hij was juist heel gul naar anderen toe, maar hij was zuinig. Hij wist hoe het was om maar 20 cent te hebben en honger te lijden.