Dyron Daal ging vanuit de Bijlmer de wereld over als voetbalavonturier

FYI.

This story is over 5 years old.

Sport

Dyron Daal ging vanuit de Bijlmer de wereld over als voetbalavonturier

"Het is nu tijd voor het sociale leven, want dat lijdt er wel onder als je lekker aan het flierefluiten bent in het buitenland."

Dyron Daal speelde in de jeugd van Ajax met jongens als Wesley Sneijder, maar van een doorbraak in Nederland kwam het niet voor de speler uit de Bijlmer. Blessures, een verkeerde zaakwaarnemer en domme pech gooiden roet in het eten. Dyron besloot het daarom over een andere boeg te gooien en als profvoetballer zoveel mogelijk avonturen aan te gaan in het buitenland.

Dat lukte. Dyron vocht duels uit in het Schotse voetbal, zat achter de dames aan in Spanje, woonde bij het Great Barrier Reef in Australië, hing met K-Pop-gigant Mister Lo in Hongkong, streed tegen degradatie in Vietnam en won kampioenschappen in de lagere divisies van België. Hij speelt nu in de nadagen van zijn carrière voor RWDM Molenbeek, waar hij topscorer is en dit seizoen kampioen wil worden.

Advertentie

VICE Sports ontmoette Dyron in een koffietentje in Amsterdam, om te horen over zijn carrière. Dit is zijn verhaal.


“Ik ben als kleine jongen begonnen met voetballen bij een klein clubje in Amsterdam, FC Amstelland. In de jeugd daar zaten veel goede spelers, dus er stonden vaak scouts langs de kant. Een scout van Ajax nodigde me uit voor een training en oefenwedstrijd op De Toekomst. Daar is het voor mij begonnen. Ik werd aangenomen en stroomde in bij de F’jes, met jongens als Wesley Sneijder en Johnny Heitinga in de lichting.

Ik kwam daar als klein jongetje uit de Bijlmer en vond het heel tof om mee te maken, het grote Ajax. Iedereen had dezelfde schoenen, hetzelfde trainingspak, je maakt de mooiste toernooien mee, gaat elk jaar naar het buitenland en mensen kijken tegen je op. Wat wil je nog meer als kleine jongen? Alles bij Ajax was perfect geregeld, zelfs voor de jonge spelers. Er werden bijvoorbeeld oogtesten gedaan. Had je lenzen nodig, dan kreeg je lenzen van de club. Ik ben nu spits, maar was toen een lange, magere, snelle linksbuiten.

In de C’tjes kreeg ik groeipijnen. Daar heb ik lang mee gesukkeld. Ajax dacht waarschijnlijk dat het niet meer goed kwam. Aan het einde van elk seizoen heb je een evaluatiegesprek op de club. Ik voelde dat ik weg moest door die groeipijnen, maar ergens hoopte ik dat Ajax het nog even aan wilde kijken met mij. Helaas, het was na de C’tjes klaar. Dat was een klap. Ik heb zes jaar in de jeugdopleiding van Ajax gezeten, en mijn halve jeugd daar gezeten, maar zo gaat dat nou eenmaal. Achteraf klaag ik niet. Het heeft me gemaakt tot de man die ik vandaag ben.

Advertentie

Na mijn vertrek bij Ajax heb ik bij verschillende amateurclubs en in de jeugd van FC Utrecht gespeeld. Door blessures en een verkeerde zaakwaarnemer die erop uit was zichzelf te verrijken, kwam het maar niet van een doorbraak. Ik besloot op mijn twintigste te stoppen met voetbal en te chillen in Spanje, beetje achter de vrouwtjes aan zitten. Wist ik veel dat ik daarna nog de wereld over zou gaan als profvoetballer. Ik heb veel aan Adri de Lange en Benito Kemble te danken. Adri haalde me over weer te gaan voetballen bij DWS. Niet veel later regelde Benito dat ik een contract kon tekenen bij Aberdeen in Schotland.

Toen ik 22 was, werd ik ineens toch profvoetballer. Het avontuur kon beginnen.

Foto’s door Rebecca Camphens

Toen ik net getekend had, moest Aberdeen uit spelen tegen Celtic. Ik mocht nog niet spelen en zat met de clubleiding in een verwarmde loge op Celtic Park. Het uitvak zat vol. De teammanager vroeg of ik het uitvak een keer wilde meemaken. “Natuurlijk,” zei ik. Zo ben ik, nieuwe dingen meemaken. De teammanager deed mij zijn jas aan en we gingen in het uitvak staan. Al die supporters werden gek en begonnen voor me te zingen. Kort na de uitwedstrijd tegen Celtic stond ik zelf op het veld. Toen ik ging warmlopen, hoorde ik de supporters. Ze hadden een liedje voor me gemaakt. Dat is toch top?

Ik heb echt een goede tijd gehad in Schotland. Het was de eerste keer dat ik in mijn eentje naar het buitenland ging om me daar te vestigen. Ik leerde nieuwe mensen kennen en kwam erachter dat het mij wel lag om naar het buitenland te gaan, om weg te zijn van mijn vrienden en familie, maar toch met iets goeds bezig te zijn. Ik moest in Schotland als voetballer ook hard worden. Ik werd er, om het zo maar te zeggen, de tyfus in geschopt op de trainingen. Ik was lang, maar niet super fysiek. Ik moest het meer van mijn techniek en snelheid hebben. Nu moest ik keiharde duels uitvechten, niet normaal.

Advertentie

Na Aberdeen heb ik in Schotland nog een even voor Dundee FC, St. Johnstone FC en Ross County gespeeld. Tussendoor maakte ik nog een uitstapje van een jaar in Spanje. CF Fuenlabrada, vlakbij Madrid, stond er even niet zo goed voor in de Segunda Liga B, het derde niveau van Spanje. Daar speelden ze tegen teams als Real Madrid Castilla en Rayo Vallecano. Omdat het niet zo goed ging met de club stuurde de voorzitter het halve elftal weg. Hij had wat centjes uitgetrokken om tien nieuwe spelers te halen en wilde dat ik daar een van werd. Ik hou van Spanje, dus ik besloot er voor te gaan.

Dat hele Spaanse levensstijltje past perfect bij mij. Lekker ontspannen; niks moet, alles mag. Een wijntje hier, tapas daar. Ik heb een heerlijk seizoen gehad bij CF Fuenlabrada, maar het was voor mij als levensgenieter niet de beste omgeving. Ik had het er een beetje te goed. Ik zat nog aan het begin van mijn voetbalcarrière, dan kan je beter bikkelen in Schotland dan siëstas houden. Daarom ging ik na een jaar terug naar Schotland en tekende bij Ross County. Ik woonde daar in een klein dorp met 5.000 mensen. Iedereen kende elkaar. Ik ging terug naar de basis en heb daar ook best wat goals gescoord.

Schotten zijn een beetje als Amsterdammers: recht voor hun raap. Als iemand iets vindt, zegt die dat ook meteen. Verder zijn het hele rustige mensen, die nog een beetje ouderwets zijn en bijvoorbeeld op de vuist gaan in het café. Schitterend. Als het daar iets warmer zou zijn, zou Schotland wel een land zijn waar ik definitief zou kunnen wonen.

Advertentie

Bij Ross County kreeg ik op een dag een telefoontje. De assistent-trainer van de club werd in Australië trainer bij North Queensland Fury. Hij vroeg me of ik mee wilde. Twee dagen later zat ik in het vliegtuig naar Australië.

Daar woonde ik aan de voet van een berg, keek uit op het Great Barrier Reef en kon Magnetic Island zien met mooi weer. Het strand was vijf minuten lopen van mijn huis. Hoe kan je daar niet aarden? Ik voelde me fantastisch, heb er twee jaar gespeeld en veel gescoord. Het leuke van de Australische competitie was ook dat we voor uitwedstrijden altijd een paar dagen van tevoren naar de speelstad moesten vliegen. Zaten we in een hotelletje, beetje trainen. Om de twee weken zat ik dus in een andere stad.

Ik speelde bij North Queensland Fury voorin samen met Robbie Fowler. Die man kan ballen. Hij zat in de nadagen van zijn carrière, maar speelde alle wedstrijden. Zijn aanname, passing en afronding waren echt ongelofelijk. Ik was een jaar of tien jonger en heb dus heel veel van hem geleerd, zoals rust houden aan de bal en oplossingen zoeken. Als ik ging afwerken met hem, schoot hij bijna nooit hard. Hij plaatste alles, dat was mooi om te zien. Robbie ging na een jaar weg. Ik heb daarna nog een jaar bij North Queensland Fury gespeeld, voordat de club failliet ging en ik wat nieuws moest vinden.

Een Duitse zaakwaarnemer kwam aanzetten met South China, een club uit Hongkong. Ik zei meteen: ‘Waarom niet? Laten we gaan kijken.’ Ik kende een andere speler die daar al zat, dat maakte het makkelijker. Ik was bij South China de opvolger van Mateja Kežman, je verzint het niet. De club was eigendom van Mister Lo, een typisch Aziatische baas. Ze noemden hem ook wel de Golden Boy. Hij heeft een productiemaatschappij in K-Pop, plus heel wat discotheken en restaurants in Hongkong. We gingen altijd naar zijn tenten. Mister Lo kon bij wijze van spreke voor een wedstrijd de kleedkamer binnenlopen, een bedrag op het bord schrijven en zeggen dat we dat kregen als we zouden winnen.

Advertentie

We kregen alles van Mister Lo: horloges, pakken, kleding. Als spits uit het buitenland werd er ook goed voor me gezorgd. We speelden in een supergroot stadion, maar er zaten maar een paar duizend supporters. South China speelde in de competitie van Hongkong. De vrouw van Mister Lo was de baas van een ander team in de competitie. Verder had je nog een team van een andere eigenaar en het nationale jeugdteam van Hongkong dat in de competitie zat. Ik heb er uiteindelijk een seizoen gespeeld, wat nog best lang is.

Mister Lo is het type man dat in de seizoensvoorbereiding tegen een speler kan zeggen, als die al getekend heeft, dat die toch opeens weg moet gaan. Ik wist dus dat zijn geduld snel op zou zijn als ik niet goed speelde of geblesseerd zou raken. Na een tijdje schoot mijn sleutelbeen uit de kom en moest ik revalideren. Toen ik weer bijna fit was, ging het mis in de teambus. De chauffeur moest remmen, iemand stootte tegen me aan en mijn sleutelbeen schoot er weer uit. Mijn tijd was op. Mister Lo wilde een vervanger voor in de spits. Het was tijd voor mij om een nieuw avontuur aan te gaan in een nieuw land.

Via dezelfde zaakwaarnemer die me naar Hongkong had gebracht, kwam ik in Vietnam terecht. Daar tekende ik voor een seizoen bij Kienlongbank Kiên Giang FC. Hongkong en Kiên Giang zijn twee verschillende werelden. Kiên Giang zit op vijf uur van Saigon, de hoofdstad van Vietnam, en het is een heel kleine stad. Ik woonde er in een hotel op een steenworp afstand van het stadionnetje. De competitie van Vietnam zat vol met kleine, agressieve mannetjes. De clubs in de Vietnamese competitie mogen maar drie buitenlanders hebben. Ze hebben allemaal een buitenlandse spits, centrale middenvelder en centrale verdediger in de as staan. De buitenlanders spelen dus altijd tegen elkaar.

Advertentie

In Vietnam slapen de spelers voor de wedstrijden het grootste gedeelte van de week in een soort kamp in het stadion, in hokjes. Ik heb iemand over laten komen om dat hokje op te laten knappen en er een douche in te zetten. De andere spelers wasten zich in een bak met water. Voor hen is dat heel normaal, maar dat was niet mijn ding. We speelden met de club tegen degradatie. Ik heb daar nog een paar belangrijke doelpunten gescoord tegen de grotere clubs van Vietnam om Kienlongbank Kiên Giang in de hoogste divisie te houden.

Ik kon daarna naar een club in Maleisië, maar liep vlak voor het sluiten van de transfermarkt een scheurtje aan mijn meniscus op. Ik moest dat laten opereren en een tijdje revalideren in Nederland. Sinds mijn vertrek naar Aberdeen, jaren geleden, was ik niet meer zo lang in Nederland geweest. Ik was inmiddels 29 jaar en het begon steeds meer te kriebelen om dichterbij huis te komen spelen. Ik bracht hier weer veel tijd met vrienden en familie door. Mijn neef is ook profvoetballer. Tijdens mijn jaren in het buitenland heb ik hem altijd geprobeerd die kant op te halen, maar nu ging het andersom.

Mijn neef tekende in Antwerpen bij KFCO Beerschot, dat ook nog een spits zocht. De club was door slecht beleid failliet gegaan en moest opnieuw beginnen bij de amateurs. Het stadion en de supporters waren er nog, dus de club had wel wat financiële middelen, maar KFCO Beerschot moest opnieuw opgebouwd worden. Ik wist dus dat ik qua salaris flink in zou moeten leveren, maar ik schrok alsnog toen ik hoorde wat ik er kon gaan verdienen. Ik wilde het in eerste instantie niet doen, omdat ik een bepaald salaris was gewend in mijn carrière.

Advertentie

Mijn neef zei: ‘Kom op Dyron, we doen het gewoon.’ Hij had natuurlijk gelijk, dus ik besloot toch met hem mee te gaan. Dat is een van de beste beslissingen van mijn leven geweest. Urbain Spaenhoven was trainer van KFCO Beerschot en zag perfect wat er nodig was om het naar een hoger niveau te brengen. We zijn drie keer achter elkaar kampioen geworden. Het was een gekkenhuis daar en ik heb veel goals gescoord in die geweldige stad. Ik kreeg er vaak kippenvel van hoe het leefde bij de supporters. Ze hadden zoveel meegemaakt in al die jaren. Nu waren we aan het winnen, winnen, winnen.

Sinds afgelopen zomer speel ik op huurbasis voor RWDM Molenbeek. Dat is een beetje hetzelfde project als KFCO Beerschot, maar dan op een iets kleinere schaal. Ze hebben dezelfde financiële problemen gehad en moesten opnieuw beginnen, maar hadden net als KFCO Beerschot hun stadion en supporters nog. We winnen alles en staan op de eerste plaats. Misschien kunnen we hetzelfde verhaal neerzetten als bij KFCO Beerschot en drie titels achter elkaar pakken. Dat zou mooi zijn. De supporters zijn bloedfanatiek. De mannen die er vroeger stonden, staan er nu nog steeds en geven het door aan de jongeren in de wijk.

Ik tekende voor RWDM vlak nadat Molenbeek veel in het nieuws was door de aanslagen in Parijs en Brussel. Veel mensen vragen me hoe het is in Molenbeek, of het er erg slecht aan toe gaat. Maar als je er bent, valt het mee en merk je er niks van. Mensen zeggen ook dat de Bijlmer gevaarlijk is. Natuurlijk zijn er slechte stukken, maar niet alles is er slecht. Bij ons op de club hebben we er geen last van. Na dit seizoen ben ik transfervrij, maar mijn intentie is om bij RWDM te blijven, dus we moeten om te tafel zitten. Er zijn nog andere clubs geïnteresseerd, maar dit moment heeft RWDM een streepje voor op alles.

Ik ben nu 33. De tijd om naar het buitenland te gaan, heb ik wel gehad. Je weet nooit wat er nog op je pad komt, maar in principe blijf ik nu hier. Het is nu tijd voor het sociale leven, want dat lijdt er wel onder als je lekker aan het flierefluiten bent in het buitenland. Ik kijk heel positief terug op mijn carrière tot nu toe. Ik ben heel blij dat ik overal lekker heb kunnen voetballen, de wereld heb kunnen zien en van alles heb kunnen meemaken. Dat is niet voor iedere voetballer weggelegd. Dat besef ik, zeker weten.”

Dit is een monoloog uit de serie VICE Sports Avonturiers. Zie hier alle verhalen uit deze serie.

Mis niets! Like VICE Sports Nederland voor je dagelijkse dosis ijzersterke sportverhalen.